Het Pekelmeer ligt in het zuidwesten van Bonaire.
Het Pekelmeer wordt gedeeltelijk gebruikt voor het oogsten van zout, maar een afgeschermd deel van het zoutwatermeer is exclusief voor de flamingo’s.
Reeds in de tijd van de eerste Nederlanders werd het zout door slaven gewonnen. Het ondiepe Pekelmeer werd in die tijd door een natuurlijke koraalsteendam geheel afgesloten van de zee. Door de wind werd er zeewater over de dam geslagen en bleef het hier achter. De warmte van de zon zorgt er voor dat het water verdampt en het zout achterblijft. Door het toenemende zoutgehalte is het water hier rozerood van kleur.
De slaven schepten het zout uit de zoutpannen en brachten het naar de schepen te brengen die bij één van de vier obelisken lagen te wachten, waarna het met kleine bootjes werd overgevaren naar de schepen van de West-Indische Compagnie (WIC). Deze brachten het zout naar Europa.
Tegenwoordig zijn het grote bulldozers die het zout naar een verzamelplaats brengen. Het zout wordt gewassen en ontdaan van vuil. Nadat het zout enige maanden gedroogd heeft, wordt het met een grote transportband vervoert naar een grote zoutpier om overgeladen te kunnen worden in grote schepen. Deze schepen vervoeren het zout naar o.a. de Verenigde Staten voor verdere bewerking.
Op een aantal plaatsen op Bonaire zijn nog natuurlijke zoutpannen (saliña’s) te zien. Daar kunt u het productieproces van het Pekelmeer uit vroeger tijden, zoals het neergeslagen zout zien.
Op twee plaatsen langs het Pekelmeer zijn een aantal slavenhuisjes te zien waar de slaven uit deze periode verbleven. De familie woonden in het noorden en bleven de gehele week in de slavenhuisjes.
Het afgeschermde deel van het meer is de thuisbasis voor veel rode flamingo’s op het eiland. Bonaire herbergt een van de grootste broedkolonies ter wereld.
Als u tijdens uw verblijf de beschikking heeft over een vervoermiddel is een rondrit rond het meer zeer de moeite waard.